Doorgaan naar hoofdcontent

Een grote rode boerenzakdoek - bij het overlijden van Nico ter Linden

Nee, dit is geen zakdoek uit verdriet - of misschien ook een beetje wel, stiekem, want hij was voor mij zo'n mens waarvan je je niet kunt voorstellen dat hij ooit voorbijgaat.

Ik was een jaar of vijftien en Nico ter Linden kwam naar Houten. Als echte fan moest ik daar natuurlijk bij zijn, en als echte BN'er was hij in het echt natuurlijk een stuk kleiner dan ik me had voorgesteld. Van wat hij vertelde die avond weet ik weinig meer. Wel nog dat hij van tijd tot tijd zonder enige schaamte zijn grote rode boerenzakdoek tevoorschijn haalde om zijn neus te snuiten. Daarna borg hij de zakdoek weer op, keek de zaal eens rond en vertelde verder. Niemand had de tijd om het hilarisch te vinden, en binnen een paar seconden had hij ons weer mee teruggevoerd naar de wereld van de aartsvaders.

Ik was een jaar of twaalf en ik zat vol met vragen. Mijn moeder gaf me een boek met de gebundelde columns van Nico ter Linden, Kostgangers. Ik las dat geloof en ongeloof bij elkaar horen, 'als de holle en de bolle kant van een lepel'. Ik las dat er een verschil is tussen geschiedenisboekjes en Bijbelverhalen. Ik las en las en las, opnieuw en opnieuw, hele stukken kende ik uit mijn hoofd. Nu ik het boek opnieuw doorblader, denk ik dat ik vooral las hoe mensen - gemeenteleden, mensen die hij ontmoette op zijn reizen, maar ook hijzelf - hun geloof en hun ongeloof verweven met hun dagelijks leven, met blijdschap en verdriet, met de dood. Het besef dat je daar woorden aan kunt geven, en dat dat je verder helpt, heeft mij voorgoed veranderd. Na Kostgangers kwam Het land onder de regenboog (een kinderversie van Het verhaal gaat...). En daarna werd het al heel snel serieus: aan de hand van Alleen maar vrije tijd: een dominee over zijn vak probeerde ik me voor te stellen hoe het zou zijn om predikant te worden.

Hij was misschien wel de enige predikant van zijn generatie die 'niet echt gebeurd, maar wel waar' verkondigde zonder daarmee op een glijdende helling te belanden (zoals Harry Kuitert of zijn broer Carel ter Linden). Op de een of andere manier wist hij inderdaad de beide kanten van de lepel bij elkaar te houden. Mijn generatie houdt zich minder bezig met de 'echt gebeurd'-vraag. Maar ook voor ons is het de vraag hoe we de Bijbelse erfenis, die verhalen die al eeuwen gaan, doorgeven. Voor hem was die erfenis nog redelijk vanzelfsprekend. Zijn zoektocht was hoe de mensen aan een 'tweede argeloosheid' te helpen, zodat ze de verhalen niet kwijt zouden raken. Ik zoek naar manieren om in gesprek te komen met een wereld die van de verhalen geen weet heeft. Zonder hem was ik ze misschien ook kwijtgeraakt. In ieder geval heeft hij mij voorgoed bewust gemaakt van de kracht ervan.

Nu is hij toch voorbijgegaan, als in het lied dat Jan Willem Schulte Nordholt voor hem schreef toen hij in 1995 afscheid nam van de Westerkerk: [1]

Wij mensen zien verwonderd om,
wij blijven horen wat hij zei,
zien wat hij was: een plaats van God,
een stem, een sleutel in het slot.  


[1] Zie: Nico ter Linden, Alleen maar vrije tijd: een dominee over zijn vak, p. 260.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Wie ben ik dan?

Wat een verhalen, gisteravond. De huiskamer van de pastorie in Cothen was overvol - mensen die allemaal op de een of andere manier in hum omgeving te maken hebben met dementie, en ik mocht met hen het gesprek aangaan. Los van mijn rol als stagiaire en gespreksleider en alles wat ik daarin al dan niet nog te leren heb, was ik vooral onder de indruk van al die verhalen. Gespreksavond in Cothen Wie ben je nog als je dement wordt? Je bent niet meer wie je was, in ieder geval. Je kunt niet meer wat je vroeger wel kon: helder redeneren, autorijden, koken (al weten misschien je handen nog veel langer dan je hoofd hoe je de aardappels moet schillen). Je karakter kan veranderen. De rol die je inneemt in je gezin en in de maatschappij verandert: opa of oma, partner, moeder, vader - dat blijf je, maar je wordt ook steeds meer 'patiƫnt'. Je verandert, en dat kan snel gaan. Al die verhalen over verandering deden me ook weer denken aan mijn eigen oma, inmiddels overleden

De stilte die volgt op een slotnoot

Pinksteren in de Lutherse kerk, Utrecht, en tevens het 400-jarig bestaan van de gemeente. Een feestelijke dienst, waar ik met het Vocaal Theologen Ensemble in mee mag zingen. Ik vind het een voorrecht. Een voorrecht om de koperblazers letterlijk te voelen trillen in je buik, omdat je er met je neus bovenop staat, en een voorrecht om de stilte te horen, strak van de spanning, die volgt op de slotnoot van een extra indrukwekkend stuk. We hebben een motet van componist Hans Jansen gezongen, een zing-sprekende vertolking van het pinksterverhaal. Het motet eindigt met een bed van spannende ondertonen waar de sopranen hun hoge e als het ware in kunnen leggen. Het laatste akkoord houdt acht, tien, twaalf tellen aan; de dirigent strekt haar arm verder en nog verder uit, slaat ons af, en dan is het stil. Over stilte kun je haast niet schrijven. We hebben geleerd om na een slotnoot de aandacht nog vast te houden, door niet te rommelen in onze papieren, niet te bewegen, zelfs niet zichtb