Als ik vroeger vriendinnetjes zag fietsen met een vioolkist of gitaarhoes op hun rug, was ik stiekem wel eens een beetje jaloers. Een piano neem je niet mee, dus ik had behalve mijn bladmuziek niets zichtbaars of tastbaars bij me. Aan mij kon je nooit zien dat ik naar muziekles ging.
Is het ijdelheid, dat ik het stiekem wel eens jammer vind dat ik als dominee niets zichtbaars of tastbaars bij me heb op zondagochtend? Ik heb nog geen toga, dus blijft over: mijn map met papieren en een paar keelsnoepjes. Toen ik op kerstavond in de bus naast een paar voetbalsupporters zat, kon niemand zien dat mijn koffer met kerststalfiguren gevuld was, en toch vond ik het maar wat leuk dat ik het kerstevangelie zo maar bij me had.
Geloven wordt al snel abstract. Gods aanwezigheid is niet zichtbaar of tastbaar, je kunt God niet zien, niet aanraken. Bijbelverhalen spelen zich af in een wereld van tweeduizend jaar of nog langer geleden, een wereld waar we ons slechts met moeite een voorstelling van kunnen maken.
Zo niet deze kerstavond, met de kinderen in Cothen: 'Wie wil helpen om de herders de weg naar de stal te wijzen?'
En ik leerde van twee paar kinderhanden dat ik niet zo maar wat poppen op de liturgische tafel had gezet, die nu even een paar meter verplaatst moesten worden. Nee, hier stonden de herders, en de herders dienen met respect en eerbied behandeld te worden, want zij zijn door God uitverkoren. Zij mogen immers als eerste delen in het goede nieuws: er is u een heiland geboren.
Niks geen tweeduizend jaar geleden.
Heden. Deze nacht.
(poppen en foto's: Corry Smid) |
De kracht van verbeelding prachtig beschreven !
BeantwoordenVerwijderen